Het hoger onderwijs als leerfabriek: te veel studenten?

Door Stéphanie IJff

Stond jij er ook tussen, afgelopen tentamenperiode: rijen wachtende studenten voor de nog gesloten bibliotheek? Nadat ieder plekje bezet was, waren de medewerkers gedwongen om de UB tijdelijk te sluiten voor nieuwkomers. Dit beeld is typerend voor de ontwikkeling die plaats vindt in het hoger onderwijs: er komen steeds meer studenten. Zeker nu binnen de EU is afgesproken dat in 2020 de helft van de Nederlandse bevolking hoogopgeleid moet zijn. Maar, is dit wel wenselijk? En wat doet dit bijvoorbeeld met het onderwijsniveau?

Het begin.. 

Laten we beginnen bij het begin: de middelbare school. De vele inschrijvingen op de universiteit en hogeschool moeten immers ergens vandaan komen. Ook op het vwo en de havo neemt het aantal leerlingen toe, onder andere door het slechte imago van beroepsopleidingen. Ouders doen er alles aan om hun kind naar een zo hoog mogelijk niveau te krijgen, ook als dit eigenlijk te moeilijk voor hen is. Om het aantal gezakte eindexamenleerlingen niet te laten oplopen, gaat het niveau omlaag.

Het merendeel van deze leerlingen begint een opleiding aan de universiteit of hogeschool. Dat is namelijk de standaard. De instellingen ontvangen al deze eerstejaars met open armen, want hun budget is afhankelijk van het aantal studenten. Helaas is de begroting te krap om ook het aantal docenten mee te laten groeien. Goede begeleiding van de studenten, met name belangrijk voor de eerstejaars, wordt daardoor steeds moeilijker. Daarnaast neemt de werkdruk voor de medewerkers enorm toe. De slechtere begeleiding plus de perverse prikkel die uitgaat van het beleid dat opleidingen afrekent op het aantal geslaagden, leidt ertoe dat het niveau van hoger onderwijs omlaag gaat.

Wat is je diploma nog waard? 

Het grote aantal studenten heeft niet alleen een negatieve invloed op de onderwijskwaliteit, maar leidt bovendien tot waardedaling van je diploma. Hierbij denk je misschien snel aan de misstanden bij InHolland. Maar het probleem doet zich voor op een veel grotere schaal. De arbeidsmarkt heeft namelijk helemaal geen plek voor het leger van hoger opgeleiden, dat elk jaar in omvang toeneemt. Er vindt hierdoor een verschuiving plaats binnen de arbeidsmarkt, waarbij afgestudeerden op een lager niveau aan het werk gaan en de mbo’ers van hun plek verdrijven. Dit proces van verdrukking werkt door in alle groepen werknemers, waardoor de werkloosheid juist onder mbo’ers groeit.

Ondertussen voert de overheid een tegenstrijdig beleid. Er wordt gestreefd naar 50% hoger opgeleiden, om een positie in de mondiale top vijf van kenniseconomieën te behalen. Om dit te bereiken moet de instroom op de universiteiten en  hogescholen nog verder omhoog. Aan de andere kant wil men de kwaliteit van het hoger onderwijs verbeteren. Dit wordt nagestreefd met behulp van prestatieafspraken met instellingen, excellentietrajecten en selectie aan de poort. Deze tegengestelde doelen zullen ongetwijfeld leiden tot een worsteling.

De huidige cultuur waarin bestuurders en managers aan de touwtjes trekken, helpt ook niet mee. Universiteiten en hogescholen worden als bedrijven bestuurd met als doel het rendement en de concurrentiepositie te verbeteren. Het beleid wordt hierdoor gebaseerd op kwantitatieve metingen, terwijl de kwaliteit nauwelijks wordt verbeterd.

Zelf aan zet! 

Maar wat kunnen wij hier als studenten aan doen? Aan de hoogte van de instroom niet zo veel. Wel aan de onderwijskwaliteit. Misschien denk je dat het niets uitmaakt, maar met de mening van studenten wordt wel degelijk iets gedaan. Dus: vul die evaluatieformuleren in, stuur mails naar studentenvertegenwoordigers en ga naar eens naar een studentenberaad van je opleiding. Zo weet je wat er speelt en kun je zelf je kritiek kwijt. Bovendien kan het je ook wat opleveren: wat dacht je van bioscoopbonnen en soms zelf gratis bittergarnituur (bij de toepasselijke bitterballenbrainstorm)? Dat komt voor een student altijd van pas.